De mens draagt God in zich en de duivel. Tot wie hij zich
wendt, diens metgezel wordt hij. Daarin alleen ligt zijn
vrijheid.
Wie God niet in zich draagt, kan Hem niet zien.
Het wezen van de wereld ligt in het kwade en het goede en het
een kan zonder het ander niet in leven zijn.
Ons is de zekerheid der onvergankelijkheid gegeven omdat God
zich in ons vormt en God niet kan vergaan.
Wie het leven anders neemt dan de eeuwigheid is een dwaas.
Waar is de grens tussen tijd en eeuwigheid? Alleen dwazen zien
haar. Daarom moet men leven als was er begin noch einde, met
alleen dat ene belangrijke voor ogen: te zaaien omwille van de
oogst.
De zon is dikwijls voor mij verduisterd, maar ze is altijd
weer voor me doorgebroken. Hoe vaker ze onderging des te
lichter en laaiender ging ze weer op.
Verstand zonder wijsheid leidt tot verderf.
Wie in harmonie met de wetten van het leven is, is in God en
heeft God in zich.
De hele natuur is slechts een weg der zielen tot God.
Wanneer een kunstenaar zijn werk maakt, dan getuigt het van
hem en het heeft leven van hem en het krijgt zijn lot uit hem.
Maar is het daarom de kunstenaar zelf? Deze blijft een in
zichzelf besloten geheel, ook als hij zich uitspreekt. In hem
ligt het einde van al z'n scheppingen besloten, maar hij is
niet zijn schepping zelf.
De levende waarheid gaat hoger dan het geschreven woord en
de
levende mens is de uiteindelijke rechter over de schrift.
Men mag de wereld niet ontvluchten, men moet in haar
standhouden.
Hoe zou de mens in al z'n heerlijke eigenschappen kunnen
stralen zonder de weerstand van de wereld?
Vreugde is het meest goddelijke dat de mens mogelijk is.
Zoals de uiterlijke mens de uiterlijke wereld ziet, zo ziet
de wedergeboren mens de goddelijke wereld waarin hij
woont.
Bij een ieder wonen hemelrijk en hel in het hart. Waarheen hij
zich wendt, dat zal hij winnen.
De mens heeft een vrije wil. Het is aan hem te grijpen wat hij
wil.
Het leven is een strijd en dient tot de eeuwige vreugde van de
overwinning. In deze strijd kan slechts eigen kracht u helpen.
Uit uw kracht tot het goede stijgt God tot u op en krijgt hij
macht om het kwade te beteugelen.
God zoekt de sterken, de moedigen die zichzelf weten te
helpen, want in hen spiegelt God zichzelf.
In ieder van ons kan God mens worden. Daarom moet men ook in
het laatste uur nog trachten God in een mens te wekken.
Het leven is als een bron die uit het hart Gods vloeit en het
brengt zichzelf voort door het geweld van de tegenstrijdigheid
in zichzelf, want het goede moet zich tegen het kwade keren om
zichtbaar te worden, en het licht moet in het donker dringen
om z'n glans te geven.
Er zal een tijd komen waarin de stenen bouwsels der kerken
overbodig zijn omdat in de mens zelf de geest zal zijn
opgegaan.
Alle zonde is slechts dwaling. Wanneer de ziel uit de dwaling
tot haar eigen licht terugkeert, blijft niets van de dwaling
aan haar kleven, evenmin als er nog duisternis in een vat
blijft wanneer de zon erin schijnt.
Laat ons slechts onszelf zoeken en kennen. Wanneer we onszelf
vinden, dan vinden we alles. Wanneer we slechts onszelf zoeken
en beminnen, dan beminnen we God.
Ieder moet tot mensenzoon worden wanneer hij deel wil hebben
aan het rijk Gods en aan zijn eeuwigheid.
Ieder mens is zijn eigen God en ook z'n eigen duivel. Waartoe
hij zijn neiging uit doet gaan, dat drijft hem en leidt hem,
diens knecht wordt hij.
De mens is als een gelijkenis Gods en als een spiegel der
enige wijsheid, waarin alle dingen van eeuwigheid her zijn
gezien, wat worden kon en moest.
Het kwaad moet het goede tot leven dienen, want het goede moet
door het kwaad zichtbaar worden en zeker van zichzelf.
In deze wereld voelen we de kracht des hemels in alle dingen.
We voelen ook de kracht der hel in alle dingen. Beide zijn ons
even nabij, want ze zijn in elkander en het één
wordt zichtbaar door het ander.
Weten zonder doen is als een vuur dat smeult en van vocht
niet branden kan.
De dood is slechts een terugtrekken van het leven zoals het
inademen van God, die daardoor zijn schepsel terugneemt in
zichzelf.
Het woord Gods openbaart zich altijd opnieuw voor hem die er
zich voor openstelt.
De mens kan zich slechts zoveel in de ander uitstorten als
deze plaats heeft om hem op te nemen.
Het wordende moet door beproeving en schuld gaan opdat het tot
zichzelf kan komen.
Wie zichzelf wil vinden moet de weg niet mijden. Als hij
moedig voortgaat en zich niet laat verontrusten zal hij aan
het einddoel zijn eigen eeuwig beeld ontvangen dat een
gestalte Gods is.
God heeft ons macht gegeven dat we over de aarde kunnen
heersen en zo zullen we ook eens over haar vervloeking heersen
en haar verlossen.
Wie zichzelf vindt, kan niets dulden wat het eigen beeld
bevlekt.
Ons eeuwig beeld staat in het licht des levens als in een
laaiend vuur waarin het moet worden gehard en gevormd.
Alle zonde is slechts dwaling. De mens wordt door de
beproeving der zonde ziende en een rijker beeld van
zichzelf.
De hevige begeerte tussen man en vrouw is de begeerte naar het
leven, want afzonderlijk hebben ze het ware leven niet in zich
maar alleen de begeerte ernaar.
Met wie alles wel is, voor die straalt God in het wereldse zo
zuiver als in het goddelijke.
De mens zoekt in z'n liefde en begeerte naar de eeuwigheid en
vindt de vergankelijkheid doordat hij niet op de ware manier
liefheeft. Zou hij op de ware manier liefhebben dan zou de
vereniging der geslachten hem zulk een hoge zaligheid en
kracht geven dat hij daardoor tot in het eeuwige midden des
levens zou vermogen door te dringen.
God zoekt in de mens naar zijn geopenbaarde gestalte.
In ieder mens kan God zich volmaakt openbaren.
Wanneer we onszelf slechts zoeken en vinden dan vinden we God
in ons.
Hemel en aarde en sterren en elementen, alles is in de mens en
ook de Godheid en men kan niets noemen dat niet in de mens zou
zijn.
Waarom schiep God de mens? Opdat God een evenbeeld uit
zichzelf naar buiten brengen en in dit evenbeeld zichzelf
bewustworden zou.
- -