Ik las het verhaal van het uit Egypte ontkomen volk Israël aan de voet van de berg Sinaï. Herhaaldelijk roept God daar Mozes en ook anderen naar boven. God heeft iets met die berg, misschien wel met alle bergen. Of is het Mozes die iets met die berg heeft?
Ten slotte is Mozes alleen daarboven. En God komt in een wolk omlaag, tot naast hem, en zegt: 'Ik ben de Heer.' En meer mooie woorden van geduld, trouw en liefde zegt God daar. Mozes vraagt of hij God mag zien, preciezer: of hij mag zien wie God is. En God zegt dat hij in stralend licht voor Mozes langs zal gaan, maar dat Mozes zijn gezicht niet zal kunnen zien. Omdat wie Gods gezicht gezien heeft, niet in menselijke kleinheid verder zal kunnen leven. God schermt Mozes af met zijn hand, totdat hij voorbij is. Als hij dan zijn hand terugneemt, kan Mozes hem van achteren zien. Een glimp.
Als Mozes van de berg naar beneden komt met de stenen platen met de tien leefregels heeft hij een stralende glans op zijn gezicht.
Hoe menselijk, die vraag om te mogen zien wie God is. Hoeveel gelovigen en niet-gelovigen leven er niet met diezelfde vraag. Wie is God? En waar dan in onze wereld? Ik zag een paar oude afleveringen van het EO-programma 'Adieu God'. Wat een zoekers, de mensen die daar geïnterviewd worden. Je kunt bepaald niet zeggen dat ze niet met God bezig zijn, zoals dat in onze wereld voor zovelen wel het geval is. Dat zoeken, het is de eigenschap die ik ook in mezelf herken. Ik herken de neiging de berg te beklimmen en daar alleen te zijn. Alleen met God, wie of hoe dan ook. Ik ken de ervaring dan verrijkt beneden terug te komen, misschien wel met een glans op het gezicht.
Ik ken de vraag naar wie God is. Heel veel beelden passeerden in mijn leven, maar ik moest ze allemaal loslaten. Wat overbleef, was het niet-weten, het geheim. Een beetje zoals Mozes God alleen op de rug mocht zien. Een glimp. Daar moet en daar wil ik het mee doen. Kennelijk.