foto 1952 en 28-2-2018 (Pilanesberg, Zuid-Afrika)
Maandagmorgen vroeg is ze overleden, mijn moedige schoonzus Jelly. In juni was ze 70 geworden.
'Ik ga voor geruime tijd op reis', zei zij,
'maar ik weet niet voor hoe lang.
Ik neem dus maar zó afscheid
dat het ook voor heel lang kan zijn.'
(vrij naar Toon Tellegen)
Jelly is voor altijd op reis gegaan.
‘Komt goed’, zei ze en vertrok.
Een bij Jelly passende tekst is het die haar zoon, schoondochter, vriendin en zussen op het overlijdensbericht gekozen hebben.
Steeds zie ik de film weer voor me. Met de laatste jaarwisseling kwam ze op oudjaarsdag met haar rolkoffertje bij ons binnenlopen. Ineens stond ze achter ons in de keuken. 'Hoi Gert en Trix!' Die avond, bij de jaarwisseling, wenste ik haar met een zoen een gezond 2019.
In januari belde haar zoon op een vroege avond met één van haar zussen. Jelly was gevonden in haar huis, vrijwel buiten bewustzijn en werd naar het ziekenhuis gebracht. Achteraf werd duidelijk dat ze wellicht bijna twee etmalen zo gelegen had. In het ziekenhuis vonden ze een hersenbloeding en Jelly was instabiel. Ze moest met spoed door naar een ander ziekenhuis, waar ze haar zo nodig zouden kunnen opereren. Er werd gezegd dat de toestand kritiek was.
We reden die avond over de Afsluitdijk, waar volop zout gestrooid werd. Het wegdek was niet echt te vertrouwen. In het ziekenhuis was Jelly inmiddels gestabiliseerd. Toen het al nacht was, namen we om beurten afscheid. 'Komt goed', zei ze toen ik een zoen op haar voorhoofd drukte.
En het leek goed te komen. Jelly ging na een poosje over naar het revalidatiecentrum en vocht om weer te leren lopen, nu overigens met een rollator, die ze zonder moeite leek te accepteren. 'Wat is, dat is', zo las ik haar instelling.
Nog in het revalidatiecentrum bleek er ook nog longkanker te zijn. Zo oneerlijk, zou je zeggen, voor iemand die bewust leefde en nooit heeft gerookt. Die kanker ging haar steeds meer parten spelen, totdat ze op sterven na dood in het ziekenhuis lag en het Antoni van Leeuwenhoek met een immunotherapie kwam die wat voor haar zou kunnen betekenen. Ze knapte zienderogen op en iedereen was verbaasd over het wonderbaarlijke effect van deze pillen.
Een paar maanden later hadden we in beperkte kring in verband met een verjaardag van een andere schoonzus een midweek in Drenthe. Daar was duidelijk dat de pillen minder goed werkten en dat Jelly weer achteruit ging. Ze had echter een aangepaste driewiel-e-bike besteld en later ook nog met haar vriendin een vakantie in oktober in Zwitserland geboekt. Als familie hielden we ons hart vast, maar Jelly hield moed, onvoorstelbare optimistische moed.
Ze ging achteruit. We namen haar mee op een mooie dag naar het strand, een uitje waar ze van genoot. We gingen nog met haar naar het Zuiderzeemuseum. De rolstoel bewees goede diensten.
Toen volgden de ziekenhuisopnames elkaar op en bleek een ander medicijn eigenlijk niet meer aan te slaan. Het leek dat Jelly op een tweede wondermiddel rekende. Eerder was ze daarmee toch ook aan de dood ontsnapt? Maar wat ze kreeg, bleek het gewenste wonder niet te kunnen bewerkstelligen. Jelly takelde af.
Maandag overleed ze. Toen ik zondagsmiddags opnieuw een zoen op haar voorhoofd drukte, was er een heel kort moment van besef. 'Dag Gert', zei ze, duidelijk hoorbaar en ze was weer weg. De volgende morgen was ze niet meer. Jelly, geliefde schoonzus.
Mijn schoonfamilie is medebepalend geweest voor ontwikkelingen in mijn geloofsleven. 'Over geloof kun je alles zeggen', zo formuleerde ik het voor mezelf. 'Soms denk ik dat het beter is te zwijgen.'
De leegte die achterblijft, doet pijn. Met elkaar proberen wie achterblijven zich daarin een weg te vinden. En ik ook, op mijn eigen manier.
- - -