Toen ik als puber begon vraagtekens te zetten bij christelijke waarheden, bijvoorbeeld betreffende de kinderdoop en later betreffende gebedsgenezing, waarvan ik vond dat de bijbel daar ruimte voor gaf, verzuchtte mijn moeder op een keer dat ze zo bang was dat ik het geloof helemaal zou kwijtraken. Het tegendeel lijkt me, nu ik 75 ben, te zijn gebeurd. Ik ben me altijd blijven bezighouden met zingeving en geloof, veel meer dan gemiddeld, denk ik zelf.
Gaande die weg merkte ik bij gelovigen die zich welbevinden in het vasthouden aan de aloude christelijke theologie dat er geen ruimte was voor mijn veranderende geloofsbeelden. Een broer van me reageerde op mijn aanbod om hem een stuk te laten lezen dat ik geschreven had vanuit mijn geloofsideeën eenvoudig met te stellen daarin niet geïnteresseerd te zijn. En dat was bepaald niet de enige keer dat ik mijn 'geloofsneus' stootte. Heel lang ben ik toch bezig gebleven te proberen mijn visie en ervaren te delen. De laatste reeks van jaren probeerde ik dat herhaaldelijk ook op Facebook. Ik merkte aan reacties of ook aan het vaak uitblijven daarvan dat door sommigen gekozen werd mij in mijn uitlatingen wat geloof betreft te negeren. Langzaam werd me duidelijk dat je ook volledig tevreden kunt zijn in het geloof dat je (meestal) van huis uit meekreeg en dat je je daarin gewoon op je plek kunt voelen. Dat wat ik niet tot eenheid meer kon brengen met mezelf en mijn ervaringen bleek voor anderen heel vanzelfsprekend te zijn, zozeer dat daar niet eens over gesproken hoefde te worden.
De voorbije maanden heb ik weer een paar maal op Facebook over mijn geloofsideeën geschreven. Met name uit mijn eigen familiekring kreeg ik voor mijn gevoel vrij heftige reacties, zowel onder mijn bericht als in persoonlijke berichtjes. Ik denk dat gelovigen voor wie ik op wat meer emotionele afstand ben, kozen voor het negeren van zulke posts of, misschien waarschijnlijker, er gewoon helemaal niet in geïnteresseerd waren. Te lang heb ik mijn ogen daarvoor gesloten gehouden, zoals zij hun ogen liever sloten voor wat mij bezighield.
In mijn familiekring kreeg ik het gevoel mensen te kwetsen met mijn schrijfsels, wat zeker niet mijn bedoeling was. Ik besloot dat Facebook hiervoor om z'n laagdrempeligheid niet meer het goede kanaal kon zijn. Dat er soms mensen waren die mijn schrijfsels met interesse volgden, werd me uit enkele reacties ook duidelijk. Ik hoopte dat zij het vervolg wel op mijn eigen site zouden vinden. Heel soms krijg ik ook nog een reactie die deze hoop bevestigt.
Ik kreeg meer het gevoel dat mijn geloofsbeleving niet echt belangrijk is en dat het prima is als mensen kiezen voor het aangeleerde geloof. Ik zie dat ook dat innerlijk zo kan leven dat het sturing geeft. Kijkend naar mezelf, vind ik dat wat je gelooft gerust een tandje minder belangrijk mag zijn dan bij mij het geval is. Weten en geloven zijn twee. Geloof heeft vooral een functie voor de mens zelf; wat waarheid is, is secundair. Dat geldt zeker voor mezelf. Als ik dit zo schrijf, voel ik hoe ik mensen heb lastiggevallen. En ik word me bewust van dat het in mijn relatie met mijn moeder heeft gezeten dat ik ben gaan denken dat het toch anders in elkaar moet zitten dan zij dacht. Want haar geloofsvisie en haar invulling daarvan in het leven van alledag klopten voor mij niet met elkaar. Dat wat zij wilde geloven, vond geen plek in haar leven. Het geloof was een kramp voor haar, waaruit ze zich niet kon bevrijden, waardoor het ook niet lukte zich vrij aan het leven of wat mij betreft aan God toe te vertrouwen. Haar angsten dwongen haar te geloven in wat ze niet ervaren kon. Wat had ik haar graag gelukkig gezien! Wat heb ik daarvoor gebeden! Rond m'n twintigste schreef ik in een brief aan haar dat 'Bid en u zal gegeven worden' niet werkt, bij mij althans niet. Ik schreef er niet bij dat ik het ook had over mijn gebeden voor haar. Haar reactie herinner ik me helaas niet. Ik was ook veel bezig met mezelf, met m'n eigen zondigheid. Ook ik leefde in die jaren in een soort kramp vanuit een basisgevoel niet te deugen. Dat resulteerde onder andere in periodieke vernietiging van mijn schrijfsels en correspondenties in de verwachting dat het een nieuwe en meer godsvruchtige start in mijn leven mogelijk zou maken. Ja, ik had en heb wel wat genen van mijn moeder, dat is me wel duidelijk.
foto: Namibië, 16-9-2010
- - -