De eerste god van ons landje is, zo lijkt het dikwijls, de
god Geld. Aan deze god offeren velen met graagte medemensen en
daarmee ook zichzelf op. Want waar de mens het respect voor de
ander verliest, doet hij of zij toch noodzakelijkerwijs ook
zichzelf tekort?
Ik denk aan een paar zeer recente reportages op de Nederlandse
tv. Een uit de gevangenis ontslagen gedetineerde wordt
gedurende de eerste dagen na dat ontslag gevolgd. De
jongen heeft geen onderdak en geen geld, maar hij gaat vol
goede bedoelingen op pad om een nieuwe bron van leven te
vinden. Het lijkt echter alsof de meeste mensen die hij in die
dagen tegenkomt, eropuit zijn hem in z'n eigen sop gaar te
laten koken, zodat hij zo snel mogelijk weer vastgezet kan
worden. Als maatschappij hebben we er, zo lijkt, niet veel
voor over zo'n jongen op weg of een stukje verder te
helpen.
Dan het item van de vrouwenhandel. Er zijn meisjes en vrouwen
die als vee binnen de wereld van de prostitutie worden
verhandeld. Tussen de vier- en de dertigduizend gulden kosten
ze. Het zijn er waarschijnlijk meer dan we ons durven
voorstellen. Juist deze week is er weer zo'n netwerkje
opgerold. Zeventien slachtoffers deden aangifte. Onder valse
voorwendsels naar hier gelokt, papieren en kleding afgenomen
en opgesloten in bordelen. Zelf ken ik een jonge Oost-Europese
vrouw die zestien was toen het haar zo verging. Zij vertelde
me dat ze samen moest werken met meisjes van veertien en
vijftien. Haar bordeel is al jaren geleden opgerold.
Nee, niet ver van ons bed: het gaat hier om Nederland, om
Nederlandse steden en om Nederlands platteland! Zo willen
Nederlanders (gelukkig niet allemaal!) hun geld verdienen.
Ook deze week in het nieuws: Oost-Europese
vrachtwagenchauffeurs werken in Nederland voor een
kilometerprijs van 5 cent. Een werkgever in beeld:
Dat is niets nieuws. Alle grote bedrijven kiezen ervoor om
arbeidsintensieve sectoren te verplaatsen naar
lagelonenlanden. Dit met die chauffeurs is precies hetzelfde.
We maken gewoon gebruik van hun malaise en daar doen we ze nog
een plezier mee ook.
Ik knipper met m'n ogen. Ik geloof m'n oren niet. Is dit
Nederland anno 1998? Vinden we dit gewoon? Staan we hier
achter? De anderen doen het op hun manier en daarom hebben wij
ook een manier gevonden. De Russische economie is ingestort,
weldra zal daar honger zijn en welaan: Laat de jongens die
voedsel naar hun land zouden moeten rijden dan maar andere
ritten voor óns doen. Als ze geluk hebben, betalen we
ze drie gulden per uur. Zo houden we onze producten goedkoop
of vijzelen we onze winsten op.
Eén ding lijkt me intussen goed: We draaien er niet
omheen. Onze god heet Geld. En we weten van de hoed en de
rand, de rand ook van onze guldens.
Daags nadat ik over bovenstaande items op mijn internetsite
publiceerde, heb al ik reactie binnen van een ondernemer die
zelf meer dan tweehonderd mensen in dienst heeft. Een serieuze
kerel naar het lijkt, met een goed hart. Uitgebreid belicht
hij mij de tweede kant van mijn verhalen.
De jongen die uit de gevangenis ontslagen werd, kreeg niet
veel medewerking. Hij moest maar in zijn eigen sop gaar koken.
De ondernemer begrijpt dat wel. Hij heeft zelf ervaring met
jongens die van de hoed en de rand weten en hij weet hoe
gevaarlijk het in een bedrijf is een rotte appel in de mand te
hebben. Hij heeft ervaren hoe het is als er gestolen wordt als
de raven en hij kent de opluchting van het moment waarop je
zo'n jongen kunt ontslaan. Hij weet ook hoeveel energie hij,
vóór het zover is, dan al lange tijd in zo'n
jongen gestoken heeft. En het gaat hem aan het hart; hij
beseft dat 't na ontslag met zo'n jongen helemaal fout zal
gaan. Maar het risico is gewoon te groot en misschien de kans
op succes te klein. Hij begrijpt 't wel dat mensen met
zo'n jongen niet in zee willen en 't doet 'm tegelijk
ook pijn.
Die vrouwenhandel is misdaad, volgens de ondernemer. Maar dat
kun je niet vergelijken met de Oost-Europese
vrachtwagenchauffeurs die hier hun vrachten rijden voor 5 cent
per kilometer. In de transportsector is de concurrentie
moordend. Veel ondernemers leggen de laatste tijd het loodje
of dreigen dat te moeten doen. Die ondernemers hebben
óók een hart. Ze voelen zich verantwoordelijk
voor hún mensen. En ook voor zichzelf willen ze
vanzelfsprekend niet failliet. Met die chauffeurs is
het net als met de Polen in het Westland. Vroeger werden ze
het land uitgezet, omdat ze hier niet mochten werken. Maar de
tuinders konden steeds maar niet voldoende mensen vinden. Dus
zochten ze een maas in de wetgeving en vonden die
ook. Het staat Polen vrij om in Nederland te kopen en te
verkopen. De Pool koopt nu dus een perceel gewas van de
tuinder op en betaalt dat pas later. Vervolgens oogst hij met
mede-Polen het gewas en verkoopt dat weer terug aan de
tuinder. En zie: Ineens heeft de tuinder voldoende werkers,
houdt hij zich financieel staande en de Polen verdienen een
mooie cent, waar ze daar in Polen, veel langer dan hier het
geval zou zijn, met hun gezinnen van kunnen leven. Zo is de
tuinder blij en de Polen zijn ook blij. Daar komt nog bij dat
in dit systeem de welvaart zich geleidelijk als een olievlek
uitbreidt. Volgens de reactie van de ondernemer heeft het door
de jaren heen werk verschaffen (eerst illegaal, later volgens
het beschreven model legaal) aan Poolse arbeiders hun land
geleidelijk economisch een heel stuk in de goede richting
geholpen. En op dezelfde manier gaat het nu dus verder met
Russische vrachtwagenchauffeurs. Ze bieden zich aan als vrije
ondernemers en nemen ritten aan tegen voor Nederlandse
begrippen afbraakprijzen. En ineens is er voor veel
transportondernemingen weer licht aan het eind van een
schijnbaar donkere tunnel. De chauffeurs verdienen misschien
maar vijf gulden per uur, maar ze werken twaalf uur en zo
hebben ze per dag toch zestig gulden en per week een inkomen
waar hun gezin in Rusland zich ineens héél goed
van redden kan. En zo is weer iedereen blij! Bovendien zal
dankzij deze arbeidsbemiddeling ook in Rusland de welvaart
geleidelijk groeien, totdat Russen op een bepaald moment hier
niet lucratief meer zullen zijn. Misschien zien we tegen die
tijd dan wel Albaniërs verschijnen.
De tweede kant, inderdaad. En wie een zaak van twee
kanten beschouwt, neigt er al gauw toe z'n mond maar dicht te
houden. De tweede kant maakt een zaak immers nooit
eenvoudiger? Gek, ineens vraag ik me af of er misschien ook
nog een derde kant aan deze zaken kleeft.
-