Sint-Pietersplein, still uit sd-video, 5-2002
Het was onze protegee die ons in Rome bracht. Enkele
jaren geleden waren we een dagje met haar naar Schiphol en
Amsterdam. Ze zei toen 'best nog eens in zo'n kist te
willen vliegen'. Ongeveer een jaar later bleek ze, toen ik er
haar naar vroeg, een keiharde bestemming in het hoofd te
hebben: naar Rome, naar de paus!
Een paar dagen Rome is een hele belevenis. Door
een volgens Italianen gebruikelijke staking van de
luchtverkeersleiding ter plaatse vertrokken we om te beginnen
met tweeënhalf uur vertraging van Schiphol en zo kwamen
we pas tegen middernacht in Rome aan. De taxichauffeur die ons
onze laatste veertig kilometer vervoerde, lichtte ons op. Hij
wilde voor de rit van een halfuur 93 euro hebben. Na wat
gesoebat betaalde ik hem er 80. In het hotel bleek dat de
prijs 45 euro diende te zijn. De chauffeur die ons enkele
dagen later terug vervoerde, vroeg er uiteindelijk 50. Drie
flesjes frisdrank kostten ons de eerste morgen aan een
stalletje 12 euro's en nabij het Vaticaan werd ons die dag
voor in totaal twee bekers ijs, één cola,
één koffie en een soort van krakeling meer dan
30 euro berekend. Het went snel: te leven in de wetenschap dat
je zult worden getild. Voor onze pizza vonden we een soort
McDonald's-achtige gelegenheid waar duidelijk prijzen
aangegeven stonden en toen ging het dus goed. Ook de volgende
dag lukte het uiteindelijk een normale prijs voor onze
spaghetti te betalen. Bij binnenkomst in het restaurant vroeg
ik, alvorens te gaan zitten, naar de kaart. Ik kreeg er
één in het Engels, maar de prijzen waren
afgeplakt. Ik vroeg naar de prijzen en die bleken 'different'
te zijn. Ik wilde ze toch weten en toen werd enige tijd moeite
gedaan de tape van de kaart te verwijderen, waarna bleek dat
onder de tape ook geen prijzen stonden. Ik pakte een in de
buurt liggende kaart in de Italiaanse taal en vond daar
europrijzen. En toen bleek er ineens ook een Engelstalige
kaart met diezelfde prijzen voorhanden. Zo aten we
uiteindelijk voor de autochtone prijs.
Bij het verlaten van een excursiebus liet de reisleider
niemand uit voordat er een ruime fooi voor hem en de chauffeur
was neergeteld. De luide reacties van de man wisselden per
fooi en correleerden met de hoogte ervan. Eerder die ochtend
had hij mij overigens verteld over de stembusuitslag in
Nederland en de in zijn ogen terechte verrechtsing die daaruit
voort zou moeten vloeien. Hij vroeg naar onze stemmen en ik
vertelde hem dat onze dochter die voor ons kon uitbrengen. Die
mogelijkheid was geheel nieuw voor hem. Hij verzuchtte dat in
Nederland kennelijk alles tot in de puntjes was geregeld en
geordend, maar dat hij toch echt verkoos om in voortdurende
chaos (confusion) te leven. Dat klopt ook wel, want
bij beide, tweeënhalf uur durende excursies die we die
dagen maakten, werd het als eerste aangekondigde item
gemakshalve gewoon overgeslagen. Ik zal er 'Arke-reizen' nog
over aanschrijven.
Ik had het al over de taxichauffeurs. Hun rijstijl is voor
Nederlandse begrippen opmerkelijk. Dat gold nog het sterkst op
onze terugreis. Met een snelheid van soms tachtig door centrum
Rome, sommige rode lichten gewoon negerend, voetgangers van de
zebra's af claxonnerend, links langs de rij wachtenden voor
het stoplicht waar echt op groen gewacht moest worden en de
auto gewoon schuin voor de voorsten geplaatst om toch de
eerste te zijn. Ik voelde me asociaal, omdat ik in een taxi
zat! Buiten Rome ging het verder met 160, maar tijdens de
minstens vier telefoongesprekken die de chauffeur op dit
traject voerde, zakte hij steeds even af naar 140 (ter plaatse
mocht 100 gereden worden). Zelfs tijdens telefoongesprekken,
waarin hij aantekeningen maakte in een opschrijfboekje dat hij
vasthield op de plaats waar de airbag in het stuur hoort te
zitten, bleef hij van rijbaan wisselen om links en rechts
langs andere auto's heen te schieten of ze uit elkaar te
dwingen zodat hij tussendoor kon. Al telefonerend bezorgde hij
ons onze zware koffer uit de kofferbak en rekende hij met ons
af. Telefonerend scheurde hij weer weg. 'Tjonge', merkte ik
op, 'we hadden onze beschermengeltjes eventjes wel heel hard
nodig!' Zo voelden we 't alledrie. De 40 kilometer, onder
andere dwars door centrum Rome, waren afgelegd in minder dan
35 minuten! Het moet gezegd: het verkeer ter plaatse is
verschrikkelijk, ook al door de overal tussendoor stuivende
Vespa's, maar files zijn we in en om Rome niet tegengekomen,
ook niet op de beschreven taxirit op een werkdag tussen twee
en half drie. Alles blijft doorgaan en het 'blauw op straat'
onderscheidt zich van ons eigen Nederlandse 'blauw' door het
ongelimiteerde gedoogbeleid enerzijds en het verantwoording
nemen voor een vlotte doorstroming anderzijds.
Dan mijn zakkenroller in de metro. Je moet wat meegemaakt
hebben op zo'n reis, nietwaar? Hoe gaat zoiets? Ik kende de
verhalen over de vingervlugheid van zakkenrollers, maar ik
wist pas dat het echt waar is, nadat ik zelf slachtoffer
geworden was. Een volle metro op station Ottaviano nabij het
Vaticaan. Maar ook de volgende was vol. We liepen een paar
deuren verder en besloten toch in te stappen en ons aan de
stang bij de deuren vast te houden. Juist toen de deuren zich
sissend sloten, sprong hij naar binnen, de - zoals mijn
vrouw hem benoemde - 'mooie zwarte jongeman'. Hij sprong
mij als het ware tegen m'n rug, hield z'n achterwerk tussen de
zich sluitende deuren, zodat die nog eenmaal open zouden gaan
en was weg meteen nadat dat gebeurde. 'Het is hem toch te
vol', merkte mijn vrouw op. Op dat moment voelde ik dat ik
behalve op mijn rug ook in mijn lies was geraakt. En
inderdaad, in deze ene seconde was mijn mapje met bank- en
andere kaarten weg, weggenomen uit mijn vrij nauwe broekzak,
weg vanonder de zakdoek die ik erboven had en die gewoon op
z'n plaats bleef! Al snel na de eerste schrik en
verontwaardiging kon ik het vakmanschap van het kwaad van deze
jongeman tot mijn verbazing waarderen. Het was alsof het feit
dat ik met een specialist van doen had gehad, maakte dat het
allemaal wat acceptabeler werd. Wel, van het volgende station
keerden we terug om te zien of we hem nog zouden vinden. Even
dachten we dat hij meteen zou beseffen dat hij niets aan mijn,
een pincode behoevende kaarten zou hebben - de chipknip
heeft in Italië volgens mij geen waarde - en ik keek
dus in de prullenbak naast de roerloze bedelaarster, die
kennelijk langdurig op dezelfde plaats bleef staan. En toen
maar bellen, om te blokkeren. De Postbank handelde mijn
telefoontje netjes en vlot af, dat moet gezegd. De
politiemensen op het station - die zijn hier
gebruikelijk - schreven me het adres van het hoofdbureau
op met het dringende advies wel aangifte te gaan doen. Ik heb
ooit, nadat mijn auto in Parijs was opengebroken, in die stad
aangifte gedaan en ik heb nog een paar ervaringen in eigen land en
buitenland daarmee en ik besloot de frustratie van aangifte
doen niet aan te gaan en de schade dan maar voor eigen
rekening te houden.
Het gaat in zo'n grote stad om geld. Als je niet beter kijkt,
zou je geloven dat het iedereen om je geld gaat. Voor ons
vertrek terug vroeg ik, op de luchthaven, aan een
stalletjesbeheerder die even geen klant had, of er - als
op Schiphol - een mogelijkheid was nog even buiten op een
platform of zoiets het luchtverkeer gade te slaan. De man
verstond me prima, keek me vermoeid aan en reageerde luid en
duidelijk: 'Only sales service, Sir!' Als hij aan mij niet kon
verdienen, konden er niet meer dan deze vier woorden vanaf,
zoveel was me op slag duidelijk.
Op een of andere manier wordt er in Rome - ik merkte het
een paar jaar geleden ook elders in Italië al - heel
wat afgetelefoneerd. Op een plek nabij de 'Spaanse trappen'
telde ik een poosje de talrijke voorbijgangers en constateerde
dat ongeveer één op de tien liep te bellen. Dat
zou betekenen dat gemiddeld iedereen op straat elk uur zes
minuten telefonisch contact met elders moet hebben. Overigens,
in de trein naar Schiphol had ik de verhalen al kunnen
verifiëren over hoeveel je over iemands bezigheden en wel
en wee en dat van zijn of haar familie te weten komt door hun
luidruchtig getelefoneer. De i.t.-specialist en de wel zeer
luid sprekende jongedame gaven zoveel voor vele anderen bloot,
dat ik de verleiding voel mijn analyses betreffende hen hier
openbaar te maken.
De bedelaars in Rome: mocht u iets voor ze willen doen, neem
als toerist per dag minstens tweehonderd munten met u mee of
kies alleen degenen met de meest ernstige handicap, de
kinderen of degenen met het beste 'theater'. Aan ons tafeltje
in het McDonald's-achtige restaurant vervoegde zich een
weldoorvoed meisje van een jaar of zes met van die smekende
ogen en een kartonnen beker, waarin je hier bij bedelaars je
munten kwijt kunt. Ze vroeg om geld voor eten. Mijn vrouw
sneed een punt van haar pizza en gaf haar die. En toen: die
verrukte blik, het gebaar waarmee het eten naar de mond werd
gebracht, het enthousiaste bewegen. Je zou toch nog moeten
geloven dat ze echt honger had! Even later zagen we haar met
haar met een kruk lopende vader vertrekken, nog steeds
gelukzalig etend van haar stuk pizza.
Wat me in Rome erg opviel, is wat ik noem het fenomeen van de
gedeelde aandacht. Meer dan ik ooit eerder heb meegemaakt,
werden we hier geconfronteerd met mensen die van alles
tegelijk doen. Voor de balie worden de vragen of opmerkingen
van drie klanten tegelijk behandeld, terwijl de dienstverlener
ook nog een telefoongesprek voert, een collega instrueert, een
leverancier aanwijzingen geeft en ook nog iets op een computer
intypt. Ik moest denken aan hoe ik vroeger zelf ook wel
gewerkt heb, maar wat ik hier zag, was toch echt wat graadjes
erger. Maar misschien valt zoiets me wel vooral op, omdat ik
door wat concentratieproblemen zelf nu gek zou zijn geworden
in zo'n situatie.
Het Vaticaan: daar waren we voor gekomen. We hebben de paus
gezien en gehoord, op de wekelijkse audiëntie. Hij was op
minder dan vijf meter afstand van ons. Onze protegee
zei na het treffen herhaaldelijk: 'Dat ik dit nog mee heb
mogen maken!' Maar, wat hebben ze daar een apparatuur om
metaal in en aan de gasten te detecteren. Daar is een
luchthaven niets bij.
Opvallend was dat de kledingvoorschriften - waar vooral
dames last mee kregen - bij de audiëntie veel minder
streng waren dan voor het betreden van de Sint-Pieter.
Daarvoor moest je door twee controles, de eerste weer met
röntgenapparatuur, waarmee zelfs het losse muntje in je
zak wordt gedetecteerd en waar een eerste schifting van de
dames plaatsvindt. Mijn vrouw mocht daar voorbij, maar kwam in
eerste instantie niet door de tweede schifting vanwege blote
armen. Daaraan, en aan te hoge blote benen, wordt hier
zwaarder getild dan aan het dragen van navelshirtjes, die de
navel als een soort derde oog met soms een brede strook
erboven en eronder in zicht brengen, en van wel heel lage
decolletés. Het is waarschijnlijk maar wat de sterkste
emoties oproept.
Het was mooi. We hadden fijne dagen. Dat bij zoveel goeds ook
kwaads om de hoek komt kijken, lijkt het goede slechts te
accentueren. Dat zit vooral in de beleving, in het gevoel. Als
die basis goed is, kan bijna niets de pret echt
drukken. Persoonlijk heb ik in het Vaticaangebeuren
nauwelijks iets van God ervaren, maar ik zag dat dat voor
anderen anders was en dat was go(e)d. Voor mij was het de
zichtbare mammon, het vertrouwen in de god van het geld en met
name de grote mate van consistentie daarin, die me dichter
naar mijn God toe bracht. Voor mij was het ook mijn
zakkenroller.
Gert Hardeman
-