Nog maar net twintig is ze, maar ze heeft een heel leven
achter de rug. Jong aan de softdrugs, jongens, seks.
Met twee vrienden is ze, toen ze achttien was, naar Frankrijk
vertrokken. Ook daar heeft ze een wild stuk leven geleefd.
Ze is teruggekomen. Maar haar ouders moeten haar niet meer,
zijn misschien te veel teleurgesteld.
'Je gaat maar op jezelf', hebben ze haar gezegd, 'je dopt je
eigen boontjes maar. Je wilde niet luisteren, wist zelf wel
wat goed voor je was en je deed precies wat je zelf wilde. Doe
dat nú ook maar, maar val ons niet meer lastig!'
Ze kon het niet geloven. Ja, die twee jaar had ze eigenlijk
niet van zich laten horen, dat was wel waar. En ze kon zich
ook nog wel voorstellen dat dat voor haar ouders niet leuk was
geweest.
'Maar ik heb altijd voor mezelf gezorgd', zegt ze, 'ik heb
geen schulden.' Ze kijkt me aan, aarzelt. 'Dat
ik met mijn lichaam betaalde, was míjn keuze',
vervolgt ze dan. 'Daar heb ik nu alleen schoon genoeg van!' Ze
klinkt fel. 'Ik wil een ánder leven', zegt ze, 'niet
langer voor mezelf alleen. Ik wil iets betekenen, iets
zíjn. En let maar op: dat is geen
eendagsvlieg. Die zijn er in mijn leven nog nooit geweest!'
'Wat had je gedacht?', vraag ik.
'Dat m'n ouders me erin zouden laten', zegt ze. 'Dat ik nog
altijd een thuis bij hen had. Dat ik van daaruit op mezelf zou
kunnen, een eigen weg ...' Ze stopt even. 'Ik had gehoopt
dat ze me zouden willen helpen. ik wil een opleiding
doen, hulpverlening.' Ze zucht diep. 'Maar van hen
hoef ik niets te verwachten', zegt ze. 'Ik heb het voor eens
en voor altijd verspeeld, zoveel begrijp ik er wel
van. Ik kan zó bij mijn vrienden terug, maar ik heb er
genoeg van. Het is een wereld van macht en onechtheid. Het is
míjn wereld niet meer! Ik heb er genoeg van gezien. Ik
hou dat voor gezien, begrijp je?' Ze klinkt fel en heel sterk.
'Hebben je ouders tijd gehad om aan het idee van je terugkeer
te wennen?', vraag ik.
'Nee', zegt ze, 'ik ben niet eens binnen geweest. Ik mocht er
gewoon niet in!'
'Zou je niet nog een keer proberen?'
'Ik denk het niet', zegt ze. 'Ze waren duidelijk, allebei. Ik
heb nooit gebedeld. Dat ga ik ook bij hen niet doen.
Maar ...' Ze zwijgt. Haar ogen glanzen.
'Verdriet?', vraag ik.
'Verschrikkelijk', zegt ze, 'maar ik heb 't er wel zelf naar
gemaakt.' Ze slikt. Ze kijkt me aan.
'Ik ga', zegt ze, 'ik ga werk zoeken en een kamer. Ik ga een
leven opbouwen zoals ik denk dat 't goed is.' Ze kijkt me aan.
'Ik heb een heleboel geleerd', is het laatste wat ik van haar hoor.
En dan is ze weg. Een gezonde, sterke jonge meid. Die redt 't
wel voor mijn gevoel. Maar er is een oud verhaal dat
me parten speelt. Een verhaal van ene Jezus van Nazareth. De
verloren dochter was daarin een verloren zoon, meer verschil
is er eigenlijk niet. Alleen, die vader uit
dat verhaal ... en dan die ouders uit dit.
Gert Hardeman
-