Voorbije zondagmorgen zag ik een deel van een kerkdienst op
tv. De dominee had het over de woestenij van onze wereld.
Later die dag was ik in de natuur en vond dat het met die
woestenij nog wel meeviel.
Ik moet denken aan vroegere vakanties in Hongarije. Het was
daar toen nog achter het ijzeren gordijn. We woonden er in een
huis bijna aan de rand van het dorp, daar waar alle ontginning
ophield. De 'poesta' noemden de autochtonen het achter die
grens van de achterste straat, een soort van niemandsland,
praktisch onbegaanbaar, zonder paden en slechts doorkruist
door verkeerswegen op grote afstand van elkaar. Ongerepte
natuur was het daar, waarin de rust misschien enkel verstoord
kon worden door in het gebied doordringende jagers.
Dat kennen we in ons land niet meer: ongecultiveerd
niemandsland waar niemand anders dan de natuur de baas is. Het
is vol geworden. Mócht er nog ergens zo'n 'poesta'
zijn, dan zal die weldra door Natuurmonumenten opgekocht, van
paden voorzien en vervolgens nog slechts met ledenpas
toegankelijk zijn.
Naarmate de poesta verdwijnt, lijkt een andere soort van
woestenij juist opgeld te doen. Want mensen lijken te
verdwalen in onze cultuur, raken verloren, verliezen doel en
zin. Met m'n kleindochter achterop de fiets zag ik vlak voor
me een oude Golf onfatsoenlijk hard de bocht door gieren. De
bestuurder verloor dan ook vrijwel de macht over het stuur,
raakte bijna een andere auto om vervolgens aan de andere kant
met een nieuwe ruk aan het stuur ternauwernood een duik in de
gracht te voorkomen. Ik was op het moment zelf vooral blij dat
ik met mijn fiets net van de andere kant kwam en dus
'toevallig' wat deze maniak betreft dit keer geen risico liep.
Kennelijk, zo zag ik vervolgens, prikkelde z'n escapade de
automobilist op geen enkele wijze om z'n snelheidsgrens te
verleggen. Twee dagen later zag ik hem terug op een hangplek
in de wijk waar ik woon. Hij zat achter het stuur van z'n
stilstaande auto en hield een aansteker onder een lepeltje.
Ineens begreep ik hoe zijn onverantwoordelijk rijgedrag tot
stand kon komen. Voor m'n geestesoog zag ik onschuldige derden
zijn slachtoffer worden. In vroeger tijd heb ik in zulke
extreme situaties een paar keer de politie ingeseind, alhoewel
ik nooit heb geweten of er ook iets met mijn meldingen gedaan
werd. Die mogelijkheid is verleden tijd sinds jaren geleden
een politieman mij bij zo'n telefonische melding op de vingers
tikte met de mededeling niet geïnteresseerd te zijn. Toen
ik daarop mijn verbazing uitsprak, gaf hij te kennen dat ik
immers geen opsporingsbevoegdheid had en vervolgens dat de
politie geen tijd meer had voor dit soort meldingen van gewone
burgers. Enfin, ik heb bewust geen 0900-nummers meer en ik zou
dus niet eens meer kúnnen bellen. Zo los je zoiets van
twee kanten tegelijk op. Maar woestenij is het
wel.
In de reclame ziet onze wereld er prachtig uit. Alles is
geregeld, nieuwe producten overspoelen ons en zelfs onze
ongemakken leiden daarmee tot het meest intense geluk. Maar zo
is de werkelijke wereld niet en het is goed daarop te wijzen.
Onze jonge mensen steken zich, om aan een dak boven hun hoofd
te komen, zodanig in de schulden dat ze hun vrijheid, hun
relationele en emotionele ruimte en hun vreugde langzaam maar
zeker verliezen. De reclame en ons aller voorbeeld hebben ze
afgeleerd met basisbehoeften tevreden te kunnen zijn. Als ze
al aan kinderen durven te beginnen, wachten ze dikwijls langer
dan voor die kinderen en henzelf goed is. Vaak ontberen hun
kinderen emotionele aandacht die gewoon wordt afgekocht met
materieel bezit. Verdiend moet er immers worden, afbetaald? De
hen toekomende vakanties brengen echter dikwijls niet de
verlangde en broodnodige rust. Pas dan is er ruimte om de
innerlijke onvredes te doorvoelen, pas dan is er tijd om de
onderlinge conflicten aan te gaan. Dat is de woestenij van
onze wereld: het altijd mooier en altijd meer, de jacht op
aanzien en succes. Zijn de kinderen van nu de vandalen van
morgen? Als het dan om de schuldvraag gaat, heb ik wel
ideeën.
Een heel stuk van ons milieu hebben we al geofferd, ons
klimaat lijkt te veranderen, onze dijken zullen op den duur
hoger moeten. Belangen zijn belangen, nietwaar? Verslavende
middelen moeten voor ieder bereikbaar zijn, dan maar met op de
verpakking opzichtig de tekst dat ze ernstige schade
aanrichten. En de stervende die verlangt naar het einde, mag
van geluk spreken als het behandelteam de gewenste dood
toestaat. Je zult overigens in ons land buiten kantoortijd op
de kop komen te staan van de pijn, welke dan ook: je kunt
beter meteen in de auto stappen om in het buitenland hulp te
zoeken dan de bureaucratie van de eigen gezondheidszorg aan te
gaan. En als slachtoffer van een misdrijf heb je minder
rechten dan de dader en daar zijn we met z'n allen goed op
ingespeeld. De jongeman die door zelf nog eens na te vragen
ontdekte dat de dader van de inbraak in zijn huis was
aangehouden, moest ervaren dat de verzekering geen interesse
had, omdat het verhalen van de schade meer zou kunnen kosten
dan die maar gewoon uit de premiegelden te vergoeden.
Ik weet het: Ze zijn er nog, de idealisten die uit principe
reizen met openbaar vervoer, ook nu dat tot op het bot is
verloederd. Ze zijn er nog, de ouders met een kind in het
ontwikkelingswerk in de derde wereld, die daar niet op bezoek
gaan uit milieu-overwegingen. 'Vliegtuigen zijn gesubsidieerde
milieumonsters', hoorde ik zo iemand zeggen. 'Ik krijg het
niet klaar met m'n geweten.' Ik zie de autoweg voor me, vooral
in de spits. Maar kijk béter en zie de automobilisten
die wél ruimte bieden en hun doodsangst om verliezer te
worden hebben kunnen overwinnen.
Een woestenij ... Sinds we de communicatiemogelijkheden
hebben om elkaar altijd en overal te kunnen bereiken,
verliezen we het contact. Bij vele instellingen mag je blij
zijn als je een menselijk wezen aan de lijn kunt krijgen. Bij
hoeveel tot stand gekomen telefoongesprekken lukt dat
uiteindelijk immers niet? Overheidsfunctionarissen lijken er
soms vooral op uit de burgers te frustreren. 'Ze zijn er toch
voor óns?' hoorde ik nog onlangs iemand zich met
ongeloof en verbijstering afvragen. We zitten allemaal op
internet. Hoe het kan, weet ik niet, maar soms schieten de
schaars geklede dames je zomaar ineens op je scherm. Gek, denk
je, ik zocht toch iets heel anders? En al die manipulatie om je
daar zo lang mogelijk vast te houden. Een on line
mailbox? Reken maar dat eerst de reclame verschijnt en dat er
voldoende tijd gegeven wordt om die tot je door te laten
dringen voordat je je mail, waarvoor je inbelde, te zien
krijgt.
We leven in een paniekvoetbalmaatschappij. Zou het overal zo
zijn als hier, waar je de loeiende voorrangsvoertuigen van dit
systeem dikwijls van 's morgens vroeg tot 's avonds
laat zich langs hoort spoeden?
De woestenij neemt toe. Alle cultuur, nuancering,
differentiatie en zekerheden houden dat niet tegen. Niemand
kan meer alle spelregeltjes kennen. Maar er is verschil met de
poesta. Daar ontwikkelt alles zich naar chaos, maar dikwijls
van een grote pracht. Onze cultuurwoestenij met z'n gejaag en
gejacht, met z'n regels en eisen doet velen ten onder gaan. In
deze maatschappij kun je slechts overleven door je aan het
systeem aan te passen of door je een eigen weg te banen. Het
eerste kunnen velen emotioneel niet aan, het tweede vraagt
zoveel karakter en wilskracht dat slechts enkelen de
mogelijkheid hebben die weg te vinden en te gaan. Van die
enkelen moeten we het hebben, volgens mij. Want het kiezen van
een andere weg zal aanstekelijk werken, zal nieuwe jonge
mensen stimuleren ook geen meelopers te worden, maar een eigen
weg te gaan. Het punt is dat alle woestenij in onze wereld
steeds opnieuw een prikkel worden zal om nieuwe keuzes te
maken, keuzes voor een meer leefbare wereld, waarin niet met
woorden, maar met daden wordt omgezien naar elkaar. Woestenij
prikkelt nu eenmaal tot cultiveren, net als andersom.
-