Elke twee weken ga ik een dag naar mijn nu 97-jarige en praktisch blinde vader. Toen het eerder dit jaar een warme dag was, memoreerde hij hoe hij meer dan zestien jaar geleden bij zulk weer met mijn moeder samen naar het bos reed om daar stilletjes te zitten. Vanmorgen moest ik daaraan denken en met drie klapstoeltjes in de auto en een bak kersen voor daar in het bos zijn we naar hem toe gegaan.
Daar voelde hij meteen voor: naar het bos. Van zo'n tien jaar geleden kende ik de plek waar ze dan gingen zitten, mijn vader en moeder, dicht bij een soort parkeerterreintje. Daar wilde ik heen. Maar na honderd meter was de weg er naartoe afgesloten voor auto's, uitgezonderd aanwonenden. Ik aarzelde, stopte even, maar besloot dat ik me nu niet meer terug liet sturen. Maar wel de laatste keer dus, wist ik. Het parkeerterreintje vond ik niet meer. Logisch ook als er geen auto's meer mogen komen. Ik besloot door te rijden tot de plek waar het Amerongse fietspad begint. Dat moest wel een plek zijn met herinneringen voor mijn vader. Bij het pad naar Elst en het weggetje naar Hannes Huu.
We zaten een half uur toen er geritsel was tussen de struiken en ziedaar: de boswachter. Met een vriendelijk gezicht keek hij naar ons en kwam naar ons toe. 'U weet dat u hier niet mag komen met de auto?' Ik wist het. 'Ik moet u bekeuren', en hij sloeg op een zak in zijn broek. 'Ik heb er rekening mee gehouden', zei ik naar eer en geweten. 'Ik heb gedacht: dan moet het maar een keer vijftig euro kosten.' 'Honderdtachtig', zei de boswachter, '81 voor hier parkeren en 81 voor inrijden waar dat niet mag en dan komt er nog tweemaal negen euro administratiekosten bij.'
Ik legde uit waarom ik besloten had het er op te wagen en zijn vriendelijke houding verried allang dat ik wel onder die bekeuring uit ging komen. Hij legde uit dat er te veel McDonalds-afval en zelfs drugsafval in het bos gevonden werd en dat ook daarom de boel voor auto's was afgesloten. 'Maar u moet wel nu inpakken en wegwezen', besloot hij. We pakten de stoeltjes en de rollator in. De kersen waren nog niet op. 'Dan gaan we maar een ijsje eten', concludeerde ik. En de boswachter: 'Als u terugrijdt de lus mee maken en de Kerkewijk recht oversteken. Daar ziet u bij 'De drie zussen' een kraam met goed ijs.
Het terrasje was in de schaduw en er waren stoeltjes leeg, maar voordat we met rollator en al daar waren, waren alle stoelen ingenomen, onder andere door kinderen en hun (groot)ouders. Niemand voelde zich geroepen een stoel vrij te maken, dus ik ging terug naar de auto voor onze klapstoeltjes. Toen ik daarmee terugkwam, reikte de ijsman, door het loket, net zijn eigen stoel aan aan mijn vrouw. Een gebaar van liefde, zo zag ik dat! Hij was vriendelijk, deze man. Met een brok in de keel vroeg hij of de oude man mijn vader was. Toen ik bevestigde zei hij dat het goed was om voor hem te zorgen. 'Ik kan niet meer voor mijn vader zorgen', zei hij. 'Hij is dood. Niet dat-ie niet sterk was, maar hij kreeg kanker. Hij is geopereerd, in Marokko, maar het kwam niet goed.' Ik zag een traan op zijn gezicht.
Vlak voor we vertrokken kwam ook de boswachter een ijsje eten. Een goed adres, ja.
- -