Lunchtijd, maar het Groningse dorp waar we doorheen fietsen heeft geen horeca. Of toch: een bakkerij met een bord aan de straat voor koffie en lunchbroodjes. En nog een enkel zitje op het terras ook. Ik ga naar het toilet. Dat grenst aan het woongedeelte. Als ik de wc uitkom, zie ik dat mevrouw in de gang op me heeft gewacht. 'Slechte ervaringen met wc-bezoekers?', vraag ik. 'Nee', zegt ze, 'en dat wil ik graag zo houden.'
We gaan buiten zitten en bestellen koffie en elk een broodje ham-kaas. De plantjes op het terras zijn dood gedroogd. Het bestelde wordt opgediend, maar is niet om over naar huis te schrijven. Elk detail zegt iets van het grotere geheel, denk ik.
We zien in ons halfuurtje daar geen andere klanten. Als ik afreken, probeer ik ... 'Is de kost hier wat te verdienen?', vraag ik. Ze meldt nuchter dat het niet meevalt. 'Als u er een paar tafeltjes bij zou kunnen zetten, zou dat zomaar meer gasten kunnen opleveren', suggereer ik. Maar daar voelt mevrouw kennelijk niet voor. 'Hier zijn geen fietsers', zegt ze. 'En als ze er zijn, komen ze toch niet hier.' Zwaar loopt ze terug naar haar winkel.
- -