Als je bij je ware zelf uitkomt, ben je bij God. Naar Gods beeld geschapen, wat we er ons ook bij voorstellen, zijn we de weg kwijt geraakt. Verstrikt als we zitten in geld en materiële zaken, komen we aan het zelf niet toe. Het boeddhisme leert dat verlichting het toegroeien naar het goddelijke is en dat de bron daarvan in jezelf ligt. In een vervreemdende wereld is het moeilijk om dat te ervaren.
Er speelt iets anders mee, want we zijn ook vervreemd van onszelf. Ieder van ons brengt een beeld naar buiten, zeg maar een profielfoto. Maar dat beeld zijn we niet. Het is meer zoals we willen zijn. Dat betekent dat in dat beeld stukken van het zelf schuil gaan, geen ruimte krijgen en er zelfs niet mogen zijn, terwijl andere delen juist naar voren geschoven worden. Een mens heet wel een vat vol tegenstrijdigheden en wie bij zichzelf naar binnen kijkt, zal dat herkennen. Waar we kunnen liefhebben, kunnen we evenzeer haten. Zo kunnen we koesteren en afstoten. En goed doen en kwaad. En naarmate we verder op de ene pool kunnen gaan, groeit ook de reikwijdte op de andere pool van het continuüm. Als we wat we niet willen en niet willen zijn afweren of ontkennen, slinkt daarmee de bewegingsruimte op de andere pool. We belemmeren zo ook wie we wel willen zijn.
- -