Toneel van de kazerne

Ik was gekeurd voor militaire dienst en had overwogen om vervangende dienstplicht aan te vragen omdat oorlog niet in mijn repertoire paste, ook al niet qua geloofsvisie. Ik had ontdekt dat je als militair bij de geneeskundige troepen in oorlogstijd formeel neutraal moest zijn en dus ook vriend en vijand op voet van gelijkheid verzorgen en behandelen. Daarom had ik plaatsing bij dat onderdeel gevraagd. Mijn verzoek was toegewezen. Toen ik vastliep op de kweekschool en eruit geknikkerd werd, lag er al een poosje een brief met oproepdatum, 2 juni 1966. Ik had uitstel aan moeten vragen in verband met studie, maar dat had ik niet gedaan, wetend dat het met die studie niets zou worden. Ik had hier met niemand over gesproken.

Kort na het vergaan van de wereld door het uitkomen van mijn spijbelbedrog op de kweekschool ging ik in dienst, de Juliana van Stolbergkazerne in Amersfoort. Alles was beter voor mij dan thuis. Zo voelde ik het, gebukt als ik ging onder schuldgevoelens en andere druk van thuis.

Die eerste maanden waren bepaald niet mijn ding. Er moest veel gestaan, gemarcheerd en gesjouwd worden. Ik behoorde daar bepaald niet tot de lichamelijk sterkeren. En in de slaapzaal hoorde ik niet thuis en ik hield me er zo weinig mogelijk op. Ik voelde me afgeblaft, misbruikt en neergedrukt. Maar ik had het er immers naar gemaakt? Mijn insteek werd dat ik het eenmaal grondig verpest had op de kweekschool en dat daarom dit dus wel goed móest gaan! Ik hield me groot, verstopte me in de vrije avonduren en werd soms één van de mikpunten voor plezier van anderen. Laat ik er dit van zeggen: in die eerste twee maanden kon ik mensen die zich het leven benamen, heel goed begrijpen.

Toen ik ergens tekortgeschoten was, moest ik op rapport bij de kapitein. Het voelde alsof er met me gesold werd. Ze zouden daar wel alsnog een kerel van mij maken, verzekerde hij me. Niet dus.

Het ergst vond ik de herhaalde alarmappèls, midden in de nacht. Je wist niet wanneer ze kwamen en je moest maar staan, met zware bepakking. Voor mij was het niet anders dan gemarteld worden. Maar dit moest immers goed gaan?

Tot mijn verbijstering verschenen op 7 juni, mijn verjaardag, mijn ouders op het toneel van de kazerne. Ze kwamen op de fiets. Ze wilden zien hoe het me ging. Mijn gevoelens deelde ik toen al jaren niet meer met hen. Met niemand overigens. Dat leek me veiliger.

- -

Pagina gemaakt 22-6-2017.