Na twee maanden gleed ik de tweede fase van mijn militaire dienst in. Na de algehele militaire training volgde nu die tot geneeskundig soldaat, hospik heette dat. Lessen in ehbo, inclusief het behalen van het burgerdiploma, en ingrijpender, in ehaf, eerste hulp aan het front. Wat konden ze daar prachtig uitstulpende darmen en hersenen en uitstekende botten namaken: het leek net echt!
Die tweede twee maanden voelde ik me enigszins op mijn plaats en ik heb in die tijd veel geleerd van zaken die geheel nieuw voor me waren. De schietoefeningen met de karabijn maakten plaats voor die met het pistool. Zonder dat ik me dat ooit bewust was, bleek ik al snel goed in het raak schieten met dat wapen. Ik kreeg er op een bepaald moment een aantekening voor.
De derde twee maanden werd ik hospik op het KZV (Kazerne Zieken Verblijf) in Arnhem, een minimaal opgeleide soort verpleger dus. Die periode zat ik niet meer in een groep, maar had ik een eigen plek om te slapen en me terug te trekken en soms sliep ik in het KZV, waar ik gewekt zou worden als één van de opgenomen militairen om hulp zou bellen. Verantwoordelijkheid dragen lag me wel en ik denk dat ik mijn werk daar goed gedaan heb. Daarnaast begon ik in die tijd een cursus toegepaste psychologie, wat achteraf bezien natuurlijk ook niet uit de lucht kwam rollen. Dat ik die cursus tegen het eind van mijn diensttijd tot een goed einde bracht, zal niet meer verbazen.
Eén gebeurtenis maakte diep indruk in die maanden. Op een avond, ik had dienst op het KZV en had me teruggetrokken op mijn slaapkamer daar om tv te kijken, werd ik gebeld door de wacht bij de poort dat iemand onderweg was met een gewonde. Ik zag een stevige jonge man van mijn leeftijd of iets ouder die aan één arm werkelijk bloedde als een rund. Hij was mutistisch, weigerde te praten of kon dat niet. Dat fenomeen kende ik toen nog niet. Ik bepaalde me dus bij het verder verwijderen van de kleding van zijn arm en zag dat hij, waarschijnlijk met een scheermesje, een lange en diep gapende wond had gesneden van de binnenkant van zijn oksel tot aan zijn pols. Het was me duidelijk dat er gehecht moest worden en ook dat dit geen militair was. Eerst heb ik de arm verbonden met een armlang drukverband. Niemand om raad te vragen, heb ik daarna de GGD Arnhem gebeld en een ambulance gevraagd om de man naar het burgerziekenhuis te brengen Zo is dat ook gegaan.
Wat me intrigeerde, was dat de man kennelijk zelf gesneden had, maar niet slagaderlijk, wat veel simpeler zou zijn geweest. En nog meer dat hij niet sprak, geen woord. Deze avond is de kiem gelegd van mijn interesse voor psychiatrie.
- -