Opoe was nooit ver weg. Ik weet niet of ze ooit vakantie heeft gehad. Mijn moeder was de jongste van haar vijf kinderen en werd geboren nadat mijn opa was verongelukt. Opoe moest uit werken om de kost te verdienen. De AOW dateert uit 1956, het jaar waarin opoe 70 werd.
Mijn moeder lag af en toe in het ziekenhuis en de kinderen werden dan over de gezinnen van de ooms en tantes verdeeld. Zo was ik toen ik 13 was bij mijn oma ondergebracht. Ik herinner me van daarvoor een periode bij oom Wim en tante Dit (volgens mij ging ik toen nog niet naar school) en bij oom Kees en tante Sien (toen was ik 9). Maar als het niet lang zou duren, kwam opoe. Elke morgen kwam ze de kilometers gelopen en 's avonds liep ze terug of werd ze achterop de fiets door mijn vader weggebracht. Ze deed het huishoudelijke werk, hield niet van de stofzuiger, vond zich 'een ouwe tobbelt' en volgens mij kookte ze ook het eten. Ook in tijden waarin het mijn moeder teveel was, sprong ze, soms dagelijks, bij.
Er is een verhaal waaraan ik zelf heel oppervlakkig herinneringen heb waarin ik met mijn anderhalf jaar jongere zusje samen op pad ben gegaan naar opoe toe, een afstand van ik schat maximaal drie kilometer. We verdwaalden en werden in een impulsief opgezette zoekactie teruggevonden door mijn vader. Ik zou de hand van mijn zusje stevig vast hebben gehouden. Later, met zusje en broertjes samen op weg naar opoe, kreeg ik als oudste ze niet genoeg mee. We schoten niks op. Toen we langs een fabriek kwamen, probeerde ik met: 'Zie je die buizen daar? We moeten doorlopen, want anders hoor je een knal en ben je dood.'
Een paar jaren later begon ik folders en later ook kranten te bezorgen, 'Trouw' de 'de Vallei'. Jarenlang fietste ik elke avond naar opoe toe om haar een 'Trouw' te brengen. Een kopje thee en een snoepje of soms een bonbon stonden daar tegenover. En een gesprekje, dat geleidelijk aan steeds vaker ging over haar onzekerheden wat betreft het geloof. Ze leefde met de angst dat ze niet goed genoeg zou blijken te zijn om in de hemel te komen. Ik kan me die angst voorstellen als ik terugdenk aan familieleden van haar die ik af en toe ontmoette.
Ik heb te veel folders en kranten bezorgd.
- -