Een overlijdensbericht in de krant:
Heden mocht ik mijn leven neerleggen in Gods handen. Ik
heb hem daarbij bedankt voor al het goede en mooie dat Hij mij
in mijn leven heeft gegeven. En dat was veel.
De overleden predikant is 83 jaar geworden. Zijn vrouw was al
eerder overleden.
Mooi, zo'n door de overledene zelf opgestelde
advertentietekst. Mooi, zo'n geloof. 'Heden mocht ik mijn
leven neerleggen ...' Als mens ben je je leven lang aan
het neerleggen. Je laat je kindzijn achter je, je
studententijd, je legt je ongehuwde staat af, en ergens in je
leven op je genomen functies leg je neer. Uiteindelijk leg je
ook je werk neer en daarmee je arbeidzame leven en ten slotte
leg je dus je leven neer. Er is een levenslijn waarop eerst
vooral de groei en ontwikkeling uitspringen en later meer de
teruggang en bij velen de afbraak. Ik mocht mijn leven
neerleggen ... Mooi ... Het is het moment waarin
alles tot eenheid is gekomen, waarin zelfs het kwaad in het
licht komt van het goede. Het is het moment waarin het alles
terugkomt bij God.
In dezelfde krant lees ik over het overlijden van Vasalis. Zij
wilde bewust niet als dichter leven, was kinderpsychiater en
vond dat dat leven haar echte leven was.
Zoveel soorten van verdriet,
ik noem ze niet.
Maar één, het afstand doen en scheiden.
En niet het snijden doet zo'n pijn,
maar het afgesneden zijn.
Ze richtte zich op de pijn in groei en ontwikkeling. Dat ook
de pijn van neergang en afbraak realiteit voor haar was,
bewijzen de bovenstaande regels, maar evenzeer de klassieke
woorden aan een boom in het Vondelpark:
Er is een boom geveld met lange groene lokken.
Hij zuchtte ruischend als een kind
terwijl hij viel, nog vol van zomerwind.
Ik heb de kar gezien, die hem heeft weggetrokken.
Het overlijdensbericht spreekt mooie taal. 'Ik heb hem daarbij
bedankt voor al het goede en mooie dat Hij mij in mijn leven
heeft gegeven. En dat was veel.' Het grijpt, zonder met de
toekomst bezig te zijn, terug op een voorbij leven. De
eventuele toekomst ligt gewoon en veilig verborgen in Gods
hand.
Maar dan wordt er ook nog een bijbeltekst geciteerd:
Indien Christus niet is opgewekt, dan is onze prediking
zonder inhoud en zonder inhoud is ook ons geloof. Maar nu,
Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen die
ontslapen zijn. (1 Corinthe 15)
De overleden prediker of zijn familie ervaren de prediking en
het geloof dus als leeg als Christus niet zou zijn opgestaan
uit de dood. Die opstanding is kennelijk de kern waar zijn of
hun geloof om draait. Gek dat de tekst spreekt over
'eersteling' en daarmee de nieuwtestamentische
opstandingsverhalen van het dochtertje van Jaïrus, de
jongeling van Naïn, Lazarus en van al diegenen die
opstonden op het moment van het sterven van Jezus negeert. Een
verschil in de verhalen is dat dat van Jezus doorging na zijn
opstanding en die van zijn voorgangers niet. Zij werden
weliswaar opgewekt, maar we vernemen niets meer van
hen ...
Ik weet niet wat ik mag geloven van al deze
opstandingsverhalen. Het is ook niet belangrijk. Belangrijker
is het eigen innerlijke weten dat de dood een doorgang is, een
deur naar een ander zijn, wat of hoe dan ook. Van dat mysterie
mochten we tot nu toe slechts glimpen opvangen; alles is
hypothetisch, onzeker en onduidelijk. Maar ook zonder de
opstanding van Jezus van Nazareth is duidelijk dat het in de
doorgang niet stopt, dat in die ogenblikken slechts het
meevibreren in de tijd wordt afgestaan, terwijl nieuwe, tot
dan toe slechts vermoede dimensies zich ontvouwen. Mooi:
'Heden mocht ik mijn leven neerleggen ...' Mooi ook om al
dat goede te mogen zien ... Mooi, als het goede
uiteindelijk het laatste woord krijgt ... Mooi, die
tekst:
Op 18 oktober is naar Huis gegaan ...
'En niet het snijden doet zo'n pijn,
maar het afgesneden zijn.'
Ik wens de nabestaanden doorzicht in die pijn ...
Gert Hardeman
Pagina laatst bijgewerkt 9 maart 1999.