Ik was jong toen ik geloofsbelijdenis deed, ik schat 17 of 18. Ik herinner me het voorgesprek bij de kerkenraad, een soort onderzoek naar mijn beweegredenen. Er werd gevraagd naar eigen geloofsbeleving, maar ook naar antwoorden op vragen uit de Heidelbergse Catechismus. Want die werd je geacht uit het hoofd te kennen. En dat kon ik. Vreemd vind ik nu dat ik me vrijwel niets herinner over anderen in de groep waarmee en waarin ik belijdenis deed. Wel van de dominee, Langbroek heette hij. Ik had eerder met hem van doen gehad toen mijn ideeën over de kinderdoop zodanig uit de pas gingen lopen dat ik er artikeltjes over in het kerkelijke jongerenblad schreef. Ook over gebedsgenezing heb ik een periode ideeën gehad, en terecht overigens zolang je bepaalde teksten uit de bijbel letterlijk opvat.
Ik kreeg ter gelegenheid van mijn belijdenis een tekst uit Psalm 25 mee: 'De verborgenheid des Heeren is voor degenen die Hem vrezen, en Zijn verbond, om hun die bekend te maken.' Het is taal die vandaag niet meer verstaan zal worden. Tegenwoordig staat er: 'De Heer is dichtbij voor mensen die hem trouw zijn. Hij geeft hun zijn wetten en regels.'
Ook tijdens mijn militaire dienst bleef ik trouw aan de kerk. Ik fietste nogal in die tijd. Op de vaste avond van de jeugdvereniging fietste ik van de kazerne naar Veenendaal en terug, tweemaal ruim 30 kilometer, op een fiets zonder versnellingen en door weer en wind. Altijd moest ik voor 12 uur 's nachts in de kazerne terug zijn. Altijd is me dat gelukt.
Pas na mijn diensttijd, we schrijven dan 1968, begon ik me geleidelijk uit het kerkelijk leven terug te trekken. Een belangrijke reden daarvoor was mijn moeder. Ze was kwetsbaar en vaak ziek en ik bad om geluk en gezondheid voor haar. Van huis uit was het het me geleerd: 'Wilt u mama beter maken.' Ik begon te begrijpen dat ook dit gebed niet verhoord zou worden. Meer kreeg ik de indruk dat bidden en ontvangen zich ook hier omgekeerd evenredig tot elkaar verhielden.
Ik weet nog heel scherp dat ik in een brief aan mijn moeder daarover schreef. Over dat bidden niet helpt, bij mij niet althans. De reactie erop herinner ik me niet, maar ik kan hem in mijn fantasie aardig invullen.
- -